De familie Spaas, van Grote-Brogel naar Hamont
De oudste tot nu toe bekende bronnen van de familie Spaas liggen in Grote-Brogel, waar in de archieven tientallen vermeldingen te vinden zijn over de familie ‘Spaus’ en ‘Spaes’. De vroegste vermelding ‘Spaas’ die gevonden is, dateert van 1541, en betreft een zeker Jan Spaes: hebben tsamen geghicht en(de) gegoet jan spaes in een huys metten hoeff int dorp gelegen.
In 1631 vinden we over ditzelfde goed: … genoemt spaus goedt alhyer int dorp gelegen.
In 1765, 1792 en 1796 vinden we gichten over een spaes veltjen alhier int dorp, waarschijnlijk een stuk land dat bij de boerderij in het dorp hoorde.
Door veel akten te bestuderen is Guido Tijskens er in geslaagd om een deel van de stamboom uit de vroegste periode te reconstrueren. Het onderzoek loopt nog verder omdat er nog heel wat gichten zijn met vermelding van mogelijke voorouders voor wie de juiste plaats in de stamboom nog moet bepaald worden.Alhoewel er nog maar één harde getuigenis (uit 1648) gevonden is van een lid van de familie Spaus die actief was in een ‘coopmanschap’ in Holland, kunnen we er van uit gaan dat deze vroege generaties Spaas hun activiteiten op hun boerderij al combineerden met handel of diensten in Holland.
Ca 1650 trekt Peter Gabriels alias Spaus naar Hamont. De kleinkinderen van zijn zoon Jan Gabriels alias Spaus ca 1630-1690 huwden met kinderen uit de bekende Hamonter teutenfamilies Ballings en Rijcken en de Achelse teutenfamilie Didden. De daaropvolgende generaties zetten deze traditie verder. Als we de stamboom van de familie Spaas bekijken dan zien we in de zeventiende en achttiende eeuw vooral huwelijken met kinderen uit de Hamonter teutenfamilies Claes, Ballings, Laukens en Rijcken. In de negentiende en twintigste eeuw werd er gehuwd met kinderen uit de families Simons, Rijcken, Lenders en Tielen, ook allemaal teutenfamilies.
Een eerste duidelijk document waarin de naam Spaas (Spaghs) als teut voorkomt is een teutencontract opgesteld in 1749 door de Hamonter notaris Walter Geerts. Dit document maakt duidelijk dat Spaas in deze compagnietak de leidinggevende familie was. Theodoor Spaas nam zijn neef Willem Ballings aan als leerjongen. Theodoor was op dat moment samen met zijn vader Michiel Spaas actief, maar Michiel wilde uit de compagnie treden omwille van zijn leeftijd, hij was 62 jaar. Uit het contract is af te leiden dat deze compagnie slechts uit twee leden bestond. Het contract bepaalt verder dat Willem Ballings geen eigen kinderen mocht inbrengen. De eerste gegadigde was Willem, de zoon van Govaert van de Weyer, op dat moment gehuwd met Maria Spaghs. Van hem werd verwacht dat hij ook het snijdersvak zou aanleren.
Uit dit document kunnen wij besluiten dat Michiel Spaas al ruim vóór 1749 als teut actief was. Gesteld dat hij de algemene gewoonte van de teuten volgde om jong het vak te leren, dan zat hij mogelijk reeds omstreeks 1710 in deze handel.
De regio waar de teuten van de familie Spaas in de achttiende en negentiende eeuw actief waren strekte zich uit tussen Utrecht en Den Haag. De familie was zeer dynamisch in het zakendoen: zonen van de familie zijn terug te vinden in verschillende compagnieën gerelateerd aan de families Claes, Ballings, Simons en Lenders. Deze compagnieën waren eveneens zeer actief, hun handelsgebied en hun vestigingen durfden nog al eens veranderen.
De compagnie Gebroeders Claassen in Stolwijk
De geschiedenis van de compagnie Spaas in Gouda begint bij de compagnie van de families Claes en Ballings. Deze families hadden vermoedelijk reeds in de vroege zeventiende eeuw een goed uitgebouwde teutenhandel in Stolwijk, even ten zuiden van Gouda.
Getuige van de aanwezigheid van Spaas’en in Stolwijk is het hierboven vermelde teutencontract waarin Willem Ballings opgenomen werd als leerling bij de vennoten Michiel en Theodoor Spaas. In 1793 wordt er een neef van Theodoor, die ook Michiel heette, vermeld. Hij overleed dat jaar in Stolwijk en werd er ook begraven. Vanaf 1796 vindt men geen Spaas-naamdragers meer in deze compagnie, tot in 1824 Pieter Jan opduikt. In een aanvullend contract uit dat jaar blijkt dat hij, na een leertijd van drie jaar, toch niet echt voldeed en dat hij nog een jaar neerstig zal moeten leren.
Tussen 1832 en 1842 bestond de compagnie uit drie vaste leden: Hendrik Joosten, Pieter Jan Spaas en Antoon Ballings. Dankzij een archiefstuk weten we dat deze compagnieleden aanvankelijk elk 2.000 gulden kapitaalinbreng deden, later opgetrokken tot 2.500 en 3.000 gulden. Vermoedelijk hebben ze de vestiging in Stolwijk kort daarna verlaten.
De afdeling Harmelen (met latere vestigingen in Oudewater en Woerden)
De eerste vermelding van Harmelen gaat terug tot 1780, wanneer Joseph Claes er genoteerd staat als handelaar. Een vijftal bewaarde kasboekjes, daterend van 1805 tot 1810, geven inzicht in de handel en wandel van de teuten Claes en Ballings in Harmelen. De compagnons zijn allemaal leden van deze twee families.
In 1809 wordt de handelszaak als ‘Peeter Claesen & Compagnie’ betiteld. In deze vestiging werkten zes leden. Vanaf 1816 waren er drie vennoten in Harmelen en drie in Oudewater. Ook de familie Feyen was in de hele negentiende eeuw actief in Oudewater, maar maakte vermoedelijk deel uit van een andere compagnie.
In de jaren 1820-1840 werd de compagnie van Claassen & C° uitgebreid tot vier vestigingen: Harmelen, Oudewater, Gouda en Woerden. In 1831 vervoegde Hendrik Jan Spaas de zaak in Harmelen. Hij vormde er samen met Joannes Ballings en Theodoor Claes de compagnie. Dat hij ondernemend was, bewijst bijvoorbeeld zijn aankoop van een huis (B356) in Harmelen in 1843, ten voordele van de compagnie.
Bij het overlijden van Theodoor Claes in 1845 in Harmelen werd de zaak overgenomen door de twee zonen van Jan Michiel 1787-1880: Jan-Frans 1822-1885 behartigde een winkel in Gouda, Michiel 1829-1918 in Harmelen.
Circa 1858 werd de compagnie Gebroeders Claassen heringericht. De erfgenamen van Michiel Ballings verkochten de twee huizen in Oudewater aan Michiel Claes. Zo ontstond een nieuwe en grote compagnie onder de firmanaam de Gebroeders Claassen & C°, met vestigingen in Gouda en Oudewater.
De compagnie in Gouda
Tussen 1840 en 1850 verhuisden P.J. Spaas, L. Ballings, H. Simons en H. Joosten naar de grotere winkel in hartje Gouda.
In de bevolkingsregisters van 1840 werden de vennoten van de compagnie Gebroeders Claassen vermeld:
– Pieter Jan Spaas 1805-1864. Hij werd in 1829 opgenomen als vennoot in de compagnie in Ballings/Spaas in Stolwijk en werd in 1840 vermeld als wonende te Gouda
– Leonardus Ballings 1811- ?. Hij werd ca. 1830 opgenomen als vennoot in de compagnie in Stolwijk. In 1842 vestigde hij zich in Gouda.
– Hendrik Joosten 1812-1885. Hij werd ca. 1830 opgenomen als vennoot in de compagnie in Stolwijk en vestigde zich in 1847 in Gouda.
– Hendrik Simons 1831-1913. Hij vestigde zich in 1847 in Gouda.
De vier vennoten waren onderling verwant via hun overgrootvaders.
Leonardus Ballings, Hendrik Joosten en Hendrik Simons werden in het bevolkingsregister als één huishouden vermeld, met adres Markt A63.
Het blijft voorlopig nog onduidelijk hoeveel panden deze Goudse compagnie in de periode 1850-1900 bezat. Er werd regelmatig gekocht en verkocht, maar er zijn perioden geweest waarin men zeker twee winkels uitbaatte, misschien drie. In 1878 vestigden zich de vennoten J.J. Joosten (°1849) en J. Joosten (°1851) samen met hun jongere zus Maria Philomena (°1856) op de markt te Gouda.
Leonardus Ballings stapte in 1853 uit de compagnie. Dit werd aangekondigd in het Goudsch Kronijkske van 18 augustus 1853, nr. 320 met de volgende advertentie: De ondergeteekenden hebben de eer door deze aan het publiek kennis te geven, dat, met onderling goedvinden, L. Ballings heeft opgehouden deel te nemen in hunne compagnieschap, zodat hunne zaken in het vervolg alleen gedreven zullen worden op naam der ondergeteekenden. Gouda, 15 augustus 1853 w.g. H. Joosten en H. Simons.
Naar afsplitsingen
Naar het einde van de negentiende eeuw stierf de familie Claes uit en werd in 1900 de vestiging in Oudewater overgedragen aan de familie Joosten. In Woerden en Harmelen bleef Michiel Claes nog tot 1892 zaakvoerder. Bij zijn opruststelling liet hij de zaak over aan zijn schoonzoon Louis Keunen en aan Jef (Antoine Jozef) Spaas. Jef Boonen uit Hamont was er teutenknecht. De pijnlijke politieke ruzie tussen Karel Spaas en Louis Keunen in 1911 te Hamont had ook voor de teutenzaak in Harmelen ernstige gevolgen. In 1912 werd Woerden aan Spaas toebedeeld en Harmelen aan Keunen. Daarbij werd ook het handelsgebied opnieuw opgedeeld. Tijdens WO I was het moeilijk, zo niet onmogelijk, om vanuit Hamont de handel in Holland ordentelijk te regelen. Keunen bleef echter doorzetten. De zaak in Harmelen werd in 1926 overgenomen door zijn zoon Louis jr. Na zijn overlijden in 1947 nam zijn vrouw H. Stelling nog enkele jaren de winkel over, maar reeds in 1953 werd deze definitief gesloten.
Hendrik Jozef Spaas in Gouda
Toen op het einde van de 19de eeuw de familie Claes uit de teutencompagnie Claassen stapte, kwam de vestiging van Gouda via Catharina Claes in handen van Hendrik Joseph ‘Jefke’ Spaas. In 1893 staan vermeld als bewoners van de winkel in Gouda:
– Hoofdbewoner: Hendrik Joseph Spaas, koopman voor de firma Claassen en Co.; rooms katholiek, komt op 01-07-1893 uit Hamont
– Inwonend: Adrianus van Geloven, geboren op 22-04-1865 te Budel, bediende, rooms-katholiek
– inwonend: Maria Antonia Heinings, geboren op 16-02-1868 te Hamont, dienstbode; rooms-katholiek, komt op 07-07-1893 uit Klaaswaal
– Inwonend: Willem van Gompel, geboren op 20-04-1874 te Hamont, bediende; rooms-katholiek
In 1895 vestigde het hele gezin H. Joseph Spaas-Lenders zich in Gouda. Van daaruit kocht hij in 1903 bouwgrond in Bodegraven om er een nieuwe zaak op te richten.
Vanaf het einde van de negentiende eeuw stopten de meeste teutencompagnieën hun activiteiten of ze vormden zich om naar moderne handelsvennootschappen. In eigen streek stichtten ze kleine bedrijven met het kapitaal dat ze opgebouwd hadden gedurende de teutenperiode. Bij de familie Spaas noteren we textielfabrieken in Weert en Hasselt, textielhandels in Bodegraven, Weert, Hasselt en Hamont, twee sigarenfabrieken, een leerlooierij, een wasblekerij en een brouwerij in Hamont.
Alle details van deze dynamische familie worden beschreven in het boek De Kroniek van de Familie Spaas, een uitgave van de geschied- en heemkundige kring De Goede Stede Hamont.