De Teuten

De Teuten in Noord-Limburg

In Noord-Limburg is ‘Teuten’ een bekend begrip. De Teuten maakten eeuwenlang verre reizen om hun koopwaar aan de man te brengen. Ook vandaag nog kom je de naam ‘Teut’ vaak tegen in deze streek en vormen de Teutenhuizen een tastbaar relict van hun rijk verleden.

De Teuten waren afkomstig uit Noord-Limburg en aangrenzende dorpen in Noord-Brabant en Nederlands-Limburg. Zij trokken gedurende 6 tot 9 maanden per jaar naar hun handelsgebied in het buitenland, waar ze op een centrale plek over een depot, annex slaapplaats beschikten. Van daaruit reisden zij in een duidelijk afgelijnd gebied, huis aan huis, om hun diensten en waren aan te bieden in een tijd dat men daar nauwelijks winkels aantrof.

Naargelang hun specialiteit onderscheidde men “koperteuten”, “textielteuten” en “snijders”.
De eersten waren koperslagers en ketellappers, die niet alleen beschadigde potten en pannen herstelden, maar ook nieuwe verkochten.
De tweede groep handelde in linnen, laken, dekens, stoffen, kant en toebehoren. De “snijders”, ook wel “lubbers” genoemd, specialiseerden zich in het castreren van paarden, varkens, stieren en schapen. Soms dreven zij ook handel in deze dieren, zodat zij het beroep van veekoopman koppelden aan dat van veearts.

Uitzonderlijk zijn de haarteuten die enkel in Bergeijk en enkele dorpen in de omgeving voorkomen en vooral actief waren in de 17de en 18de eeuw.
Zij kochten haar van jonge meisjes op en verkochten dit voor de pruikenhandel in de grote Europese steden en zelfs tot in Amerika.

Een heel aparte Teutenhandel kwam enkel voor in Budel, waar in de 18de eeuw zgn. glas teuten handelden in allerlei soorten flessen en glaswerk.

De oudst bekende Teut is Nijs Thewis uit Overpelt: hij wordt in 1542 genoemd als ketellapper.

De Teuten waren actief van de 15de tot het begin 20ste eeuw, toen hun handel verdween door de industrialisatie, de toename van de vervoersmogelijkheden en de opkomst van grote winkels.
Als reactie verhuisden sommige Teuten definitief naar het buitenland, anderen keerden terug naar de Kempen en schakelden over op kleinhandel of richtten kleine bedrijfjes op.
Zo startte in 1853 de bekende Teutenfamilie Spaas met de gelijknamige kaarsenfabriek.

Een voorbeeld van een eeuwenoude handelsgeschiedenis zien we bij de Teutencompagnie Rijcken uit Hamont.
Gesticht in de 17de eeuw met als handelsgebied de streek rond Brielle, was Rijeken & Co in de 18de en 19de eeuw zeer succesvol.

Na 1918 bleef één familietak Rijcken voorgoed in Brielle en vestigde er een kledingzaak die nu nog operationeel is.

Van een traditie gesproken!


Teut Jacques Lenders uit Hamont

Teut J.J. Simons-Claes uit de
compagnie Rijcken

Teut Alfons Ballings uit Hamont (midden) geflankeerd door twee andere Teuten