Teuten onderscheidden zich van andere rondreizende leurders door hun goed voorkomen, ontwikkeling en vakkennis, door hun hoogwaardig assortiment aan producten, maar ook omdat zij hun klanten krediet verleenden en geld leenden. Ze reisden en handelden in groep of in compagnieverband (gemiddeld 2 à 5 vennoten), waarbij ieder vennoot eigen kapitaal inbracht.
Ze hielden er een nauwkeurige boekhouding op na en alle overeenkomsten werden vastgelegd.
Om in de compagnie opgenomen te worden moest je eerst enkele jaren als leerjongen dienen, waarbij het specifieke vak werd aangeleerd. Na deze leertijd werd men als volwaardige vennoot aangenomen, mits het betalen van een intredegeld en het verwerven van een aandeel in de Teutenzaak.